‘Jij haalt de Kerst niet!’

with Geen reacties

Pesten is helaas van alle tijden. Een artikel dat ik alweer even geleden schreef voor AD Magazine is daardoor nog altijd actueel. U leest het  hieronder. 

‘JIJ HAALT DEpesten-8247 KERST NIET’

De hele klas weet het, maar niemand die wat zegt. Pesten is een groepsgebeuren met eigen regels en wetten. ‘Het is oergedrag dat nog steeds in ons zit.’  In één zomer pleegden vier Britse pubers zelfmoord om voorgoed aan het pesten te ontsnappen.

 

Op een stille woensdagmiddag zit Monique Vlasblom te werken aan tafel. Dochter Sanne hangt op de bank met vriendinnetje Noeska. De twee elfjarigen hebben het over van alles. ‘Noes’, vraagt Sanne ineens, ‘denk jij eigenlijk dat het pesten is wat ze met Niels hebben gedaan? Of toch meer mishandeling?’ ‘Ik weet zeker dat het mishandeling is’, zegt Noeska kalm. Pesten gebeurt overal. In de volwassenenwereld, in de kinderwereld, in de dierenwereld. Maar erg? Och. De meeste volwassenen denken dat het bij kinderen wel meevalt. Ze plagen toch allemaal weleens, en die kinderen die echt gepest worden, zijn die niet zelf een beetje schuldig? En trouwens, pesten hoort bij het leven, zo erg is dat toch niet? Niks aan de hand, inderdaad. Totdat je eigen kind aan de beurt is.
Eén op de vier leerlingen op de basisschool en één op de zestien op de middelbare, wordt systematisch gepest. In een gezin van vier is er statistisch gezien altijd één de klos. Statistieken liegen. In het echt kan het dus best zijn dat pesten op de ene school vaker voorkomt dan op de andere. Of bij de ene juf meer gebeurt dan bij de andere. Ook kan het zo maar zijn dat verwaarloosde kinderen vaker pesten dan kinderen die thuis normaal behandeld worden. Maar gepest wordt er. Een school die zegt dat er op deze school niet gepest wordt, is een school met gevoel voor pr. Op elke school wordt gepest. ‘Pesten is absoluut nog steeds een onderschat probleem’, zegt de Nijmeegse psycholoog Ton Mooij, die veel onderzoek naar pesten deed.

Hee, dikkie!

Monique Vlasblom schiet overeind als ze hoort wat Sanne en Noeska zeggen. Mishandeling!? Wat zullen we nou krijgen? Ze gaat bij de meiden zitten. Waar gaat dit over? Sanne en Noeska vertellen dat Niels die ochtend uit de les is gestuurd. De klas was ‘Niels eruit! Niels eruit!’ gaan brullen, en toen hij opstond, hadden tien kinderen hem beetgegrepen en op de grond gesmeten. Ze hadden een tafel bovenop hem gegooid en hadden daarop staan springen. De meester had niet geweten wat hij moest doen. Monique verschiet van kleur. Zijn ze nou helemaal belazerd op die school. Wat had daar niet kunnen gebeuren? Ze belt meteen met Kristien Duinkerken, de moeder van Niels. Kristien: ‘Monique belde. ‘Weet jij wel wat er op school is gebeurd?’, zei ze. Ik wist van niets. Later begreep ik dat de school tegen Niels had gezegd dat hij thuis zijn mond moest houden. Dit zouden ze op school wel afhandelen.’Pesten begint vaak simpel: ‘Hee dikkie, jij gaat onder het klimrek, en we laten jou er mooi niet meer uit.’ ‘Jij mag niet op mijn feestje komen.’ ‘Mees, geef die slome maar aan hun’. Een spelletje, een onhandigheidje of een onbedoelde wreedheid. Meestal is de klas het zo weer vergeten. Maar soms wordt het een gewoonte, en komt er iets kwaadaardigs bij. De agenda van de gepeste verdwijnt in de prullenbak, zijn gymschoenen op het dak. Een nieuwe trui gaat kapot, er wordt geslagen, geschopt en gespuugd. En soms gebeurt er niets. Op een gefluisterd ‘Sst, daaristie’ na. Waarna de groep zich van de uitgestotene afwendt en hij de rest van de dag wordt genegeerd. Ook bij Niels begon het sluipend, vertelt Kristien. ‘Het zat er altijd al een beetje in dat Niels problemen kreeg. Niels kon beter met volwassenen opschieten dan met leeftijdgenoten. En hij hield van theater, van muziekmaken en andere dingen die zijn klas niet kende. Hij kon vallen alsof hij dodelijk gewond was, en daarna weer vrolijk opstaan. Niels viel altijd op, hij hing de clown uit, en hij had de pech dat er vijf verschillende leerkrachten en lio’s met zijn groep te maken hadden, die er allemaal op reageerden. Altijd zei er wel iemand: ‘Niels, niet doen’, ‘Niels, doe normaal’, Niels dit, Niels dat.’ Stef Duinkerken, Niels’ vader: ‘Niels werd een negatief begrip.’ ‘Al snel letten ook alle kinderen op Niels’, gaat Kristien verder, ‘En door al die aandacht werd het erger. Een paar leerkrachten werd er gek van. Het was een grote klas en toch al lastig stel. In groep vijf is toen het pesten begonnen.’


Pesten begint vaak simpel: ‘Hee dikkie, jij gaat onder het klimrek, en we laten jou er mooi niet meer uit.’ ‘Jij mag niet op mijn feestje komen.’ ‘Mees, geef die slome maar aan hun’

pesten-8250Why me? Zelf begrijpen de slachtoffers er vaak niets van. Waarom moeten ze in vredesnaam nou net mij hebben? Het ik ooit iemand kwaad gedaan? Deskundigen snappen wél hoe het werkt. De slachtoffers zijn anders. Ze onderscheiden zich van de groep, wat een misdaad is als je tussen de tien en vijftien bent, de leeftijdscategorie waarin pesten het meeste voorkomt. Kinderen die gepest worden vallen op door hun hobbies, hun taalgebruik, hun uiterlijk of hun slimheid. Het zijn niet per se de slomen, de kinderen met de foute kleren, rare ouders, of de rooien, brillies en stotteraars. Psycholoog Bob van der Meer schreef talloze boeken en artikelen over hoe pesten in zijn werk gaat. ‘Als pesten geen halt wordt toegeroepen’, zegt hij, ‘gaan er heel primaire processen optreden. Vergelijkbaar met wat ratten doen met een vreemde rat die hun kolonie betreedt: die vinden ze stinken eten ze op. Dat mechanisme zit nog steeds in ons.’ Volgens Van der Meer verloopt het pesten volgens vaste patronen. ‘Bijna altijd gaat het van kwaad tot erger. Er is hiernaar geen onderzoek gedaan, maar uit de verhalen van kinderen blijkt het telkens weer. Een meisje vertelde me dat het pesten ontaardde in seksueel groepsgeweld. Ze moest zich voor de gymles uitkleden, in haar blootje in de kleedkamer gaan staan, waarna de jongens haar bespuugden en ‘volwassen dingen met haar deden’. Het gebeurde steeds vaker en met steeds meer jongens.’ In het bedenken van nieuwe terreurdaden zijn de pesters soms huiveringwekkend creatief. Eén pestkop nam een huurrammer in de arm. Na het in elkaar slaan van zijn klasgenoot, kreeg de rammer tien euro. Twee jaar geleden werd een meisje uit Blaricum door haar elfjarige klasgenoten te koop aangeboden op het internet. Ook plaatsten de vier meisjes naam en telefoonnumer van de klasgenoot op sekssites en in erotische chatboxen. De ouders van het meisje begrepen maar niet waar al die geilaards vandaan kwamen die aan de telefoon naar hun dochter vroegen. Op een andere school stuurde een klas smsjes en e-mails naar een jongen die met zelfmoordplannen rondliep. ‘We hopen dat jij de kerst niet haalt’. In Engeland richtten een stel meiden een ‘I hate you club’ op. De leden kregen lidmaatschapskaarten en stelden een clubreglement op waarin de omgang met de zondebok werd geregeld.


‘Bijna altijd gaat het van kwaad tot erger. Er is hiernaar geen onderzoek gedaan, maar uit de verhalen van kinderen blijkt het telkens weer. Een meisje vertelde me dat het pesten ontaardde in seksueel groepsgeweld. Ze moest zich voor de gymles uitkleden, in haar blootje in de kleedkamer gaan staan, waarna de jongens haar bespuugden en ‘volwassen dingen met haar deden’

Zelfmoord

Kristien Duinkerken: ‘Bij Niels ging het ook van kwaad tot erger. Toen hij tien was, werd hij voor het eerst in elkaar geslagen. Steeds vaker ging er iets kapot. Als hij een nieuwe trui had, kwam hij thuis met een scheur; als hij een nieuw skateboard had, verdween dat in de gracht. Toen hij een keer van de trap werd geduwd en onderaan bleef liggen, zei een leerkracht: ‘Doe niet zo theatraal.’ Pesten gaat maar zelden vanzelf over. Vaker escaleert het, soms met fatale afloop. Zelfmoord is niet alleen in de boeken van Carry Slee het einde van het verhaal. Afgelopen zomer werd Engeland opgeschrikt door vier gevallen achter elkaar. In juni nam Karl Peart, 16 jaar, een overdosis pillen en liet een briefje achter dat hij dat had gedaan omdat hij gepest werd. Twee weken later herhaalde Gemma Dimmick, 15 jaar, leerling van dezelfde school, Karls wanhoopsdaad. Een maand later, neemt Thomas Thomson, elf jaar, een overdosis pijnstillers nadat hij door een bende uit de schoolbus is gegooid. En in september hangt Marianne Shanks zich op na eindeloos getreiter door haar klasgenoten. Marianne was vijftien jaar. Gemiddeld zijn er in Groot-Brittannië jaarlijks zestien zelfmoorden waarvan bekend is dat pesten de oorzaak is. Nederlandse en Belgische pestslachtoffers die zelfmoord plegen zijn er ook, al houdt niemand systematisch bij hoeveel het er zijn. In 1994 maakte de VPRO een documentaire over een zelfmoord na pesten, de Telegraaf beschreef eens een geval, in Leeuwarden hielden twee gemeenteraadsleden een jaar lang bij wat er voorviel op scholen en stuitten op een zelfmoord, en in december 2000 gooide de achttienjarige Bart Canipel zich voor de trein. Bart werd vanaf de kleuterschool gepest. Bob van der Meer: ‘En zij zijn zeker niet de enigen. Om maar niet te spreken van alle andere gevolgen. Zelfverwondingen, depressies, minderwaardigheidscomplexen, mensen hebben soms hun leven lang last van het feit dat ze vroeger gepest zijn.’

De maatschappij in het klein

pesten-8252Uitgestoten worden is verschrikkelijk. Geen wonder dat kinderen er bang voor zijn, en dat ze soms zelf gaan pesten om te voorkomen dat anderen hén pakken. Geen wonder ook dat ze zich schikken naar de wensen van de Leider. Een echte pester zorgt als een maffiahoofdman voor de instandhouding van de angst. Klikken is hoogverraad en wordt gestraft. De getuigen hebben twee mogelijkheden: óf ingrijpen, óf voor hun eigen veiligheid niets doen. Het zogeheten omstandersdilemma. ‘Het schoolplein is de maatschappij in het klein’, zegt Ton Mooij, ‘toekijken bij pesten en niks doen bij ‘zinloos geweld’ op straat, komt op hetzelfde neer. Die kinderen zijn ideaal aangepast aan de maatschappij.’ De pester, blijkt uit het proefschrift Bullying and victimization at school van Marina Camodeca, is een kind waarvoor agressie een normale manier van reageren is. Daders zetten ook in andere situaties snel agressie in. Ze gebruiken het om hun doel te bereiken en om hun frustraties af te reageren. Slachtoffers gebruiken alleen agressie om zich te verdedigen. Toekijkers en kinderen waar het pesten aan voorbijgaat (de uitzonderingen), gebruiken zelden agressie. Camodeca bekeek ook of de rolverdeling lang hetzelfde bleef. Vooral voor de daders ging dat op: 40% was na een jaar nog steeds dader. Uit ander onderzoek was al bekend dat pestkoppen vier keer zoveel kans hebben om in het criminele circuit terecht te komen. Als de toekijkers al bang zijn, is het logisch dat het slachtoffer zelf helemaal wel uitkijkt om zijn juffen en meesters in te lichten. Klaagt hij, dan pakken ze hem nog harder. 64% van de gepesten op de basisschool zegt dus niets. Op de middelbare school loopt dat op tot 90%. Het is ook maar de vraag of het zou helpen. Leerkrachten zien pesten niet altijd als het probleem van de groep, maar als het probleem van het slachtoffer (of diens ouders). Vaak grijpen ze niet in. ‘Leerkrachten zíen wel dat het gebeurt’, zegt Ton Mooij, ‘maar ze reageren er niet op met actie. Op school is iedereen verantwoordelijk, en in zo’n situatie doet niemand wat. Ook hebben leraren vaak niet de middelen om preventief iets te doen. Terwijl een stevige preventieve inzet juist hoognodig is. De school kan ongelóóflijk veel tegen pesten doen.’ Volgens Bob van der Meer durft de meester of juf gewoon vaak niet. ‘Ze zijn bang dat het erger wordt als ze over pesten beginnen, en ze zijn bang voor de emoties die naar boven komen.’ Mooij en Van der Meer zouden weleens gelijk kunnen hebben. In Blaricum werden de bedenkers van de meisje-te-koop actie niet gestraft. De vader van Bart is nog steeds gefrustreerd dat zijn zoon is doodgepest en dat niemand iets heeft gedaan. En een moeder van een Amsterdamse puber merkte dat iedereen ontkende: ‘Toen Floor met het verhaal thuiskwam heb ik eerst geprobeerd de ouders van de pestkop te benaderen. De moeder zei dat haar dochter één van de velen was en zeker niet voorop liep, en dat mijn kind er zelf wel debet aan zou zijn. De school was mijn tweede doel. Daar liep ik vast op een leraar die mij de les ging lezen: in zijn klas kwam het niet voor en bovendien lag het probleem bij de ouders, zijn klas was juist het voorbeeld van een warm nest.’

Het ligt aan hém

‘Niels werd in elkaar geslagen, maar dat lag aan hém, zeiden ze op school. Niels moest op sociale-vaardigheidstraining.’ Kristien Duinkerken wordt er weer boos om. ‘Verder werden mijn klachten alleen aangegrepen om de nieuwe directeur eruit de werken. Op een dag was ik overblijfmoeder. Ik zat in het lokaal te wachten, toen er een paar meisjes naar binnen renden en gilden dat Dennis Niels op zijn hoofd was gesprongen. Toen kwam Niels. ‘Ik kan het niet meer aan’, zei hij.’ ‘Dit mág niet gebeuren’, peperde ik de schoolleiding in. ‘Dat vonden ze ook, maar het werd alleen gebruikt tegen die directeur, niet om iets te doen aan het probleem van mijn kind.’ Daarna kwam het tafelincident.‘Monique is toen begonnen aan een brief naar de school en verzamelde klachten. De school noemde haar een querulant. Voor ons was de maat intussen echt vol. We deden wat we al veel eerder hadden moeten doen: Niels van school halen. We zijn té lang met de school meegegaan, omdat we de school al zo lang kenden, en omdat Niels er zelf niet af wilde.’Stef Duinkerken: ‘Want dan zouden zíj hebben gewonnen.’


Op een dag was ik overblijfmoeder. Ik zat in het lokaal te wachten, toen er een paar meisjes naar binnen renden en gilden dat Dennis Niels op zijn hoofd was gesprongen. Toen kwam Niels. ‘Ik kan het niet meer aan’, zei hij.’

In de jaren negentig kwamen er allerhande spullen op de markt om scholen te helpen bij een antipestbeleid. Pestkoffers vol lesmateriaal en leesboeken, een Nationaal Onderwijsprotocol tegen pesten, pesttoneelstukken, video’s en pestcontracten. De vraag is alleen of die mooie programma’s helpen. In zijn onderzoek Veilige scholen en (pro)sociaal gedrag concludeerde Ton Mooij dat pesten en geweld sinds 1994 niet zijn toegenomen, maar ook niet zijn afgenomen. ‘Vaak doet één school iets’, zegt Mooij, ‘en kopiëren andere dat. Maar degelijk onderzoek of zo’n pestbeleid effect heeft, is er niet. Dat moet nu echt gebeuren. We weten veel. De volgende stap is: maak een instrument waarmee het onderwijs aan de slag kan en waarmee het zelf de effectiviteit kan meten.’ ‘Eén projectje is dweilen met de kraan open’, zegt Van der Meer, ‘scholen moeten het nooit alleen bij zo’n koffer laten, maar continu op het pesten letten.’ Je zou het bijna niet geloven, maar scholen die het pesten wel grondig aanpakken, zijn er ook. Het Zoetermeerse Alfrink College heeft al tien jaar een antipestbeleid dat meer inhoudt dan het tekenen van een pestcontract. Afdelingsleider brugklassen Eric Brunings: ‘Respect staat hier met gouden letters boven de deur. Veel kinderen leren dat thuis niet, dus doen wij het. Aan het begin van het schooljaar bepalen de brugklassers zelf de regels die ze in hun klas willen hebben. Dat noemen we het contract. Iedereen ondertekent dat, en daarna bespreken we het met de leerlingmentoren erbij. Dat zijn ouderejaars die de nieuwelingen helpen.’ Brunings beweert niet dat zijn school pestvrij is, maar denkt dat een school wel veel kan voorkomen. ‘Wij leggen de nadruk op samen verantwoordelijk zijn, en grijpen degenen die zich niet aan de regels houden. ‘Als ik het merk ben ik ineens een heel ander mens. ‘Is wat hier is gebeurd elkaar kleineren?’, brul ik door de klas. Als ze ja zeggen, wijs ik naar het contract.’
Op de gang staat Koen. Hij is leerlingmentor. Pesten kan vreselijk zijn, weet hij. ‘Dit jaar hadden we een jongetje dat de eerste dag alleen maar huilde. Hij was op de basisschool gepest en was bang. Het belangrijkste is dat je moed geeft. Ik ben zelf gepest en heb hem verteld wat ze er hier op school aan doen.’ Brunings geeft nog gauw een blaadje met de regels van het kaartspel mee. ‘Wil je toch nog pesten, doe het dan zo’ staat erop.

Op zijn nieuwe school is Niels nooit gepest. Op grond van Moniques brief zou er een onderzoek komen, maar daar heeft ze niets meer van het onderzoek vernomen. De namen van de meeste bij pesten betrokken kinderen en ouders in dit verhaal zijn verzonnen, de gebeurtenissen helaas niet.